Federale regering neemt met programmawet belangrijke horde in noodzakelijke sociale en fiscale hervormingen

De federale regering keurde onlangs een programmawet goed die enkele sociale en fiscale maatregelen omvat die kaderen in een breder initiatief om de werkzaamheidsgraad te verhogen naar 80% en de fiscale druk aan te pakken. In deze eerste fase werd enkel beslist over dringende maatregelen met een budgettaire impact. In een volgende fase, verwacht tegen de zomer, worden verdere maatregelen getroffen. Hierna volgt een overzicht van wat deze programmawet inhoudt en voor u betekent.

Onder voorbehoud van mogelijke wijzigingen in de definitieve wetteksten, kunnen alvast de volgende speerpunten worden uitgelicht. Ook de exacte datum van inwerkingtreding dient nog bepaald te worden.

De sociale maatregelen

1. Terug naar werk: meer responsabilisering

Het VBO is tevreden met de maatregelen die werden genomen om alle betrokkenen in het re-integratieproces van arbeidsongeschikten te responsabiliseren.

De programmawet voorziet met name in een grotere responsabilisering van de arbeidsongeschikte erkende gerechtigden en van de verzekeringsinstellingen (ziekenfondsen). De responsabilisering van de werkgevers in de vorm van een solidariteitsbijdrage zal deel uitmaken van een toekomstige wet diverse bepalingen. Die blijft problematisch want het basisprincipe van de verantwoordelijkheid moet erin bestaan dat de betrokken actoren de situatie kunnen of moeten kunnen beïnvloeden.

Hoewel het VBO voorstander is van een positieve en participatieve aanpak van re-integratie, is het van mening dat bepaalde responsabiliseringsmaatregelen nodig zijn om het gedrag van arbeidsongeschikte personen, in verband met hun betrokkenheid in processen van re-integratie op de arbeidsmarkt, te veranderen.

Het VBO verwelkomt de eerste stap in de responsabilisering van artsen door een mechanisme in te voeren voor het verzamelen van kennis op basis van de gegevens uit elektronisch verzonden getuigschriften van arbeidsongeschiktheid. Het zal echter waakzaam blijven met betrekking tot de uiteindelijke responsabilisering van de artsen op basis van die verzamelde informatie.

2. Beperking werkloosheidsuitkering

In de hervorming worden de werkloosheidsregels fundamenteel gewijzigd door het recht op werkloosheidsuitkeringen te beperken in de tijd. De hervorming omvat ook vele andere elementen met betrekking tot de werkloosheidsregelgeving, zoals de voorwaarden om recht te hebben op een uitkering en de verlenging van de referteperiode, evenals de valorisatie van werkgerelateerde evenementen. De hervorming voorziet in een aanzienlijke stijging van de bedragen in de eerste maanden van de werkloosheidsperiode.

Ze heeft ook betrekking op de inschakelingsuitkeringen voor pas afgestudeerde jongeren onder de 25 jaar. Die worden vanaf nu beperkt tot twaalf maanden. De hervorming bevordert ook de responsabilisering van de jongeren.

Bepaalde vrijstellingen van de verplichting om beschikbaar te blijven op de arbeidsmarkt – zoals de vrijstelling voor oudere werklozen – worden afgeschaft, waardoor het beginsel van activiteit tot de pensioenleeftijd wordt versterkt.

Het VBO is over het algemeen dus zeer tevreden over de aangekondigde hervorming van het recht op werkloosheidsuitkeringen, aangezien er essentiële maatregelen worden genomen om de werkzaamheidsgraad in België te verhogen en het verzekeringsbeginsel van de werkloosheidsverzekering wordt hersteld. De hervorming responsabiliseert werkzoekenden en de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddelingen in de zoektocht naar werk.

3. Pensioenen

Het VBO juicht de bereidheid van de regering om de pensioenen te hervormen toe. Voor de privésector zijn er in de programmawet echter weinig maatregelen opgenomen. We wijzen met name op het uitstel van de indexering van pensioenen (zoals van alle andere socialezekerheidsuitkeringen) en op een vereenvoudiging van de inhouding van de solidariteitsbijdrage. De invoering van een nieuwe solidariteitsbijdrage van 2% op kapitalen boven 150.000 euro en de verhoging van de Wijninckx-bijdrage worden daarnaast opgenomen in een wetsontwerp inzake diverse bepalingen. Het VBO is dan ook zeer benieuwd naar de concretisering van de andere maatregelen uit het regeerakkoord om ons pensioenstelsel weer op de rails te krijgen. Die maatregelen worden tegen de zomer verwacht.

4. Ouderschapsverlof voor pleegouders

Deze maatregel erkent het recht op ouderschapsverlof voor werknemers die als pleegouders zijn aangesteld in het kader van langdurige pleegzorg (ten minste zes maanden). Op die manier wordt die regeling afgestemd op die voor ouders die al een dergelijk ouderschapsverlof genieten. Het VBO zal het niet nalaten om die ontwikkeling op te nemen in zijn werkzaamheden in verband met de hervorming van de thematische verloven en de tijdskredieten binnen de Nationale Arbeidsraad.

5. Lastenverlagingen, plafond, indexering

Het VBO steunt de invoering van een loonplafond voor de sociale werkgeversbijdrages. Het bedrag van het driemaandelijkse loonplafond zou worden vastgesteld op 85.000 euro vanaf 1 juli 2025.

Het VBO is ingenomen met de eerste fase van de lastenverlagingen voor de periode 2025-2026. Het regeerakkoord voorziet namelijk in een verlaging van de loonkost voor de lage en middenlonen. Gezien de hoge loonkosten in ons land zijn die maatregelen van essentieel belang om het concurrentievermogen van onze ondernemingen te behouden. De structurele verlaging zou dus worden aangepast door de zeerlageloongrens vanaf het tweede kwartaal van dit jaar te verhogen tot 8.400 euro/kwartaal en vanaf het derde kwartaal tot 9.360 euro/kwartaal en door de hellingscoëfficiënt aan te passen naar 0,21 (Q2 2025) en 0,15 (Q3 2025). De verhoging van het minimumloon op 1 april 2026 zou voor de werkgevers op macroniveau worden gecompenseerd. De bedragen en parameters in deze paragraaf werden meegedeeld onder voorbehoud van publicatie.

Het indexeringsmechanisme voor sociale uitkeringen en de ambtenarenlonen wordt geharmoniseerd en zal vanaf de derde maand na de overschrijding van de spilindex worden toegepast. Dat komt neer op een uitstel van twee maanden voor sociale uitkeringen en één maand voor de ambtenarenlonen.

De fiscale maatregelen

Naast de sociale en arbeidsmarkthervormingen is de fiscale hervorming een van de grote werven van deze regering. In deze eerste programmawet heeft de regering zich toegelegd op de uitwerking van de meest dringende maatregelen uit het omvangrijke pakket fiscale maatregelen waarin het regeerakkoord voorziet. Concreet gaat het voornamelijk over de maatregelen die in 2025 een budgettaire impact moeten opleveren.

In wat volgt geven wij graag een beknopt en niet-exhaustief overzicht van enkele kernelementen die van belang zijn voor het bedrijfsleven op intersectoraal niveau.

Het VBO verwelkomt dat er belangrijke stappen worden gezet richting structurele hervormingen en ziet de positieve ambities van de regering graag gerealiseerd. Dat neemt echter niet weg dat we voor bepaalde maatregelen kanttekeningen kunnen maken wat betreft hun effect op het Belgische bedrijfsleven. Een redelijk evenwicht moet daarbij absoluut aanwezig blijven, rekening houdend met de huidige uitdagingen.

Een van de pijnlijkste maatregelen waartoe de regering heeft besloten, is de geplande bijkomende bijdrage die de Belgische banken, boven op de bestaande zware sectorale heffingen, zullen moeten betalen. Het VBO betreurt die nieuwe bijdrage ten zeerste omdat ze nadelig is voor de financiering van de ondernemingen en leidt tot oneerlijke concurrentie tussen Belgische en buitenlandse bankoperatoren.

1. Verstrenging van het DBI-regime

Wanneer een onderneming een dividend krijgt van een verbonden vennootschap, kan dat dividend onder strikte voorwaarden worden vrijgesteld van belasting. Het gaat immers om inkomsten die reeds ‘definitief belast’ zijn in het binnen- of buitenland: de definitief belaste inkomsten(DBI).

Om gebruik te kunnen maken van die vrijstelling, moet het dividend afkomstig zijn van een vennootschap waarin de ontvangende vennootschap een voldoende grote participatie heeft. Meer specifiek moet het gaan om een deelneming van minstens 10% in het kapitaal van de dochteronderneming, of moeten de aandelen een waarde hebben van minstens 2.500.000 euro. De programmawet scherpt die laatste voorwaarde aan. Immers, tenzij de moedervennootschap een kleine onderneming is, zal de participatie in de dochteronderneming ook op haar balans geboekt moeten staan als ‘financieel vast actief’, overeenkomstig het boekhoudrecht.

Daarnaast voorzag het regeerakkoord ook in de optrekking van de drempel van 2.500.000 euro naar 4.000.000 euro. Van die verstrenging werd echter afgezien.

De andere aanpassingen van het DBI-regime – met name de bijkomende belasting van DBI-beveks, de aanpassing van de wisselwerking met de groepsbijdrage en de hervorming van een aftrek- naar een vrijstellingsregime – zullen naar alle waarschijnlijkheid deel uitmaken van een later wetgevingspakket.

2. Afschaffing belastingverhoging bij eerste overtreding te goeder trouw

Een vaak onderbelicht positief aspect van het regeerakkoord betreft de maatregelen die worden genomen richting een meer vreedzame en evenwichtige relatie tussen de fiscus en de belastingplichtige.

Een eerste kleine maar belangrijke stap wordt al genomen in deze programmawet in de vorm van de afschaffing van de – de facto quasiautomatische – belastingverhoging voor belastingplichtigen die de wet voor een eerste keer te goeder trouw overtreden. Bovendien wordt voorzien in een weerlegbaar vermoeden dat die belastingplichtige ook effectief te goeder trouw handelde. Is de fiscus van mening dat dat niet zo is, dan is het aan hem om dat aan te tonen.

Wanneer er vier jaar lang geen overtreding is begaan, geldt een eventuele overtreding in het daaropvolgende jaar opnieuw als de ‘eerste overtreding’. Elke vijf jaar begint de belastingplichtige dus opnieuw met een schone lei.

Die ingreep getuigt, gezien de steeds toenemende complexiteit van de fiscale regelgeving en het feit dat ook (de vertegenwoordigers van) belastingplichtigen – vooralsnog – maar mensen zijn, van een knap staaltje realiteitszin en vormt een belangrijke stap richting meer rechtszekerheid.

De terugdringing van de aanslag- en onderzoekstermijnen waarover de fiscus beschikt – alsook de andere maatregelen waarin het regeerakkoord voorziet met betrekking tot procedure en controle – zullen deel uitmaken van een later wetgevend initiatief.

3. Strijd tegen ontwijking van de effectentaks

Een tweede belangrijke maatregel is de aanscherping van de effectentaks. Het tarief van die taks blijft zoals voorheen op 0,15% op de waarde van de effectenportefeuilles boven de 1.000.000 euro, maar er worden maatregelen genomen om de ontwijking van de taks tegen te gaan.

Meer specifiek worden er maatregelen genomen tegen (al dan niet artificiële) splitsingen van effectenrekeningen en zogenaamde ‘opnaamzettingen’ van effectenportefeuilles. Dergelijke operaties kunnen namelijk worden genomen om zich buiten het toepassingsgebied van de taks te plaatsen en zo de belasting te ontwijken.

Belastingplichtigen zullen zich in dat geval moeten weren tegen het weerlegbare vermoeden dat de operatie is ingegeven door een hoofdzakelijk fiscaal motief. Het bewijs van het tegendeel blijft deze keer mogelijk, zodat ze zich voor bonafide operaties om economische, familiale of andere niet-fiscale redenen kunnen beroepen op hun legitieme motieven.

Het valt af te wachten of die maatregelen – in tegenstelling tot een eerdere gelijkaardige poging enkele jaren geleden – wel de toets van het Grondwettelijk Hof zullen doorstaan.

Hoe dan ook is het belangrijk om erover te waken dat niet elke belastingplichtige als verdachte van fiscale fraude wordt behandeld, en betreuren we dat de financiële tussenpersonen opnieuw worden opgezadeld met een nieuwe administratieve last en verantwoordelijkheid in de vorm van een verregaande kennisgevingsplicht.

4. Verdere harmonisatie van de liquidatiereserve en het VVPRbis-regime

De liquidatiereserve en het VVPRbis-stelsel zijn twee regimes die voorzien in een verlaagd tarief van roerende voorheffing voor kleine vennootschappen. Zowel de uitkeringsvoorwaarden en het uiteindelijke belastingtarief verschilden tot voor kort in veel gevallen echter licht van elkaar.

De liquidatiereserve beloont kmo’s die hun gereserveerde winsten gedurende een bepaalde wachtperiode aanhouden in een afzonderlijke rekening – en daar ‘upfront’ een afzonderlijke belasting van 10% op betalen. Na die wachtperiode kan de reserve voordelig worden uitgekeerd, wat het uiteindelijke tarief op 13,64% brengt.

Ook het VVPRbis-regime voorziet onder strikte voorwaarden en na een bepaalde wachtperiode in een verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing voor kleine ondernemingen.

De regering kwam overeen om beide regimes aan te passen, om in beide gevallen te komen tot een uiteindelijk belastingtarief van 15% en een geharmoniseerde – en verkorte – wachtperiode van drie jaar.

5. Overige elementen

Naast al het bovenstaande omvat dit eerste pakket maatregelen ook nog een groot aantal andere maatregelen die zich onder andere toespitsen op sectorspecifieke aangelegenheden of materies die betrekking hebben op aandeelhouders van ondernemingen of andere natuurlijke personen.

  • De ‘carried interest’-regeling voorziet in een belasting van 25% op deze specifieke inkomstenbron die eigen is aan fondsbeheerders. De Raad van State maakte sterke bedenkingen bij de regeling die de regering naar voren schoof, maar via bijkomende motivering en enkele kleine aanpassingen is men daaraan nog tegemoet proberen te komen.
  • De exittaks voorziet in een regeling waarbij de emigratie van een vennootschap ook in hoofde van haar aandeelhouders wordt gezien als een liquidatie – en dus overeenkomstig belast moet worden. Ook daarbij maakte de Raad van State ernstige bedenkingen waaraan de regering via bijkomende motivering tegemoet is proberen te komen.
  • Het btw-regime voor sloop en heropbouw aan het tarief van 6% wordt uitgebreid, hoewel ook de toepassingsvoorwaarden op bepaalde punten worden aangescherpt en later zullen worden verduidelijkt.
  • De aangekondigde nieuwe fiscale regularisatieronde is technisch uitgewerkt.

Wat nog komen zal

Hoewel het dus al gaat om een significant pakket aan maatregelen, zit er zo mogelijk nog meer aan te komen in de komende weken, maanden en jaren.

Op relatief korte termijn verwachten we dat er nog maatregelen zullen worden genomen met betrekking tot onder andere de overige DBI-maatregelen, de verkorting van de proceduretermijnen, het expatregime, de autofiscaliteit, de investeringsaftrek en de woonfiscaliteit. Die maatregelen maakten immers ook deel uit van het veelbesproken paasakkoord, maar moeten nog het advies van de Raad van State doorlopen. Daarna kunnen ze in tweede lezing definitief worden goedgekeurd door de regering en vervolgens ingediend worden in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Daarnaast zijn de onderhandelaars in de schoot van de regering ook volop bezig met de uitwerking van de meerwaardebelasting – zowel politiek, technisch als budgettair een van de grootste uitdagen van deze regering.

Op sociaal vlak verwachten we dat op relatief korte termijn nog een aantal andere initiatieven wordt geconcretiseerd, met name wat betreft de solidariteitsbijdrage bij arbeidsongeschiktheid en de responsabiliseringsbijdrage bij invaliditeit, rond studentenarbeid en de startbaanverplichting, rond de landingsbanen, de stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT’s) en de pensioenhervormingen en rond belangrijke hervormingen inzake de annualisering van arbeidstijd, de opheffing van de minimale wekelijkse arbeidsduur, nachtarbeid en vrijwillige overuren. Tot slot is het uitkijken naar maatregelen rond de ontslagregeling, interimwerk, flexi-jobs en de proefperiode.

Vervolgens zal ook werk gemaakt worden van de langverwachte hervormingen in de personenbelasting. Op fiscaal en parafiscaal vlak verwachten we zo de aangekondigde graduele verhoging van de belastingvrije som, de verlaging van de bijzondere bijdrage sociale zekerheid, de versterking van de sociale werkbonus en de uitdoving van het huwelijksquotiënt. Die hervormingen zullen stapsgewijs ingevoerd worden gedurende de gehele legislatuur, maar de concrete uitwerking staat nog voor dit jaar op de planning van de regering.

Naast dat alles voorziet het regeerakkoord nog een reeks andere fiscale werven om de hele legislatuur te vullen, te denken aan onder andere de maatregelen met betrekking tot versneld afschrijven, de wet(ten) lagere kosten, de creatie van een kader voor kosten eigen aan de werkgever, de hervorming van collectieve bonussystemen en de maatregelen met betrekking tot de gedeeltelijke vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

Ook op fiscaal vlak houdt het VBO de vinger onafgebroken aan de pols en staan we in nauw contact met de betrokken kabinetten. Op die manier behartigen we de belangen van de Belgische ondernemingen maximaal en dragen we bij aan een duidelijke en efficiënte uitwerking van het regeerakkoord.

Meer lezen

VBO organiseert ontmoeting tussen werkgeversorganisaties en EU-commissaris Lahbib

Het VBO organiseerde een ontmoeting tussen de belangrijkste werkgeversfederaties van het land en Europees commissaris Hadja Lahbib, belast met de portefeuilles Gelijkheid en Paraatheid...

Familie van der Kelen in diepe crisis: verkoop van brouwerij Haacht...

Familie Van der Kelen op ramkoers: verkoop van brouwerij Haacht bespreekbaar na interne ruzie en financieel drama.

Schokkende groei, maar vrouwen nog steeds uit de boot als zelfstandige

Vrouwen blijven achter als zelfstandige in Vlaanderen, ondanks recordaantallen ondernemers. Wat moet er veranderen? Lees het nu.

Paniek om bedrijfsfietsen? Werkgevers riskeren belastingstraf zonder deze stappen

Ontdek als Vlaamse werkgever welke stappen je móet zetten voor bedrijfsfietsen en fietsvergoedingen zonder fiscale problemen. Praktische tips!

Klanten woest: SD Worx dwingt KMO’s in kille Buddy-greep!

Vlaamse ondernemers balen van Buddy van SD Worx. Data kwijt, geen keuze. Wat nu? Ontdek de alternatieven!

27.000 keer betrapt: wat als jij morgen gecontroleerd wordt?

TSW controleerde duizenden werkgevers in 2024. Ontdek wat jij moet weten om niet betrapt te worden.

Miljoenen pakketten vol gevaar dreigen Europa te overspoelen!

UNIZO juicht Europese taks toe op goedkope Aziatische pakjes en eist strengere regels voor eerlijke handel.

Hoe een BMW M4 verandert in een exclusief kunstwerk met Italiaanse...

Zonen Bovensiepen bouwen exclusieve M4 met Zagato. 600 pk, 250 uur werk en verboden naam!